Vanwege het kortstondig recreatief karakter noemen wij het gebruik van een HOP-terrein, b.v. grenzend aan een verzorgingsplaats, in het privédomein van de groenbeschutting, als HOP op goede gronden “HOP-recreatie”, temeer daar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State immers reeds bepaald heeft dat gebruik als HOP niet in strijd is met de recreatieve bestemming van een gebied (ECLI:NL:RVS:2000:AA9528 d.d. 13 juni 2000, inzake de “Scheveningse bosjes” te Den Haag). De Afdeling oordeelde dat gebruik als HOP past binnen de bestemming “Bospark” als gevolg van het bestemmingsplan:
Hiermee is het gebruik van het openbare domein met inbegrip van het privé domein van de groenbeschutting als homo-ontmoetingsplaats gelegaliseerd.
Als gevolg hiervan in HOP gebruik als gewoon gebruik te kwalificeren en heeft de overheid dat gebruik gewoon te dulden en dat niet mag worden beperkt. (Hoge Raad: 17-01-1941, NJ 1941, 644: Parlevinker; d.d. 22-07-1973, NJ 1973, 503: Hengelsport; d.d. 05-06-2009 ECLI: NL:HR:2009:BH7845 Standplaats).
Daarbij komt dat: overlast niet de juiste duiding is want het heeft eigenlijk meer te maken met enige hinder effecten én die vallen buiten APV-verordeningen en de daarmee samenhangende ontmoedigingsmaatregelen en daaruit voortvloeiende sancties. Volgens vaste jurisprudentie is enige mate van hinder niet onrechtmatig en dus ook niet nastrevenswaardig: (ECLI:NL:RVS: 2006:AY7566 d.d. 06-09-2006 en ECLI:NL:RVS:2010:BL7722 d.d. 17-03-2010).